Terug
Gepubliceerd op 10/09/2024

Notulen  Gemeenteraad

ma 01/07/2024 - 20:00 Raadszaal, Markt 19
Aanwezig: Jimmy Graulus, Voorzitter
Bert Moyaers, Burgemeester
Mark Vanleeuw, Toon Durwael, Gert Vandersmissen, Sofie De Waele, Schepenen
Noel Vandenrijt, Lo Guypen, Guido Ector, Marijke Berden, Karolien Grosemans, Evi Appeltans, Lore Michiels, Wim Hayen, Danny Jamers, Tim Raskin, Johny Franssen, Gunter De Ryck, Ludo Knaepen, Michel Laenen, Erwin Vanwetswinkel, Frederik Adams, Raadsleden
Nathalie Creten, Algemeen Directeur
Verontschuldigd: Bart Gruyters, toegevoegd schepen - voorzitter Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst

De voorzitter opent de zitting op 01/07/2024 om 20:05.

De behandeling van agendapunt 'Hoorzitting schending deontologische code voor mandatarissen' werd gestart in openbare zitting.

Gelet op het feit dat het mandaat van de raadsman van de vermeende schender zich beperkt tot een besloten zitting en de gemeenteraad de raadsman toch de kans wil geven om gehoord te worden beslist de voorzitter om, na goedkeuring met eenparigheid van stemmen, de openbare zitting te sluiten en de behandeling van het hoorrecht voort te zetten in besloten zitting. 

Na de behandeling van het hoorrecht in besloten zitting wordt de openbare zitting opnieuw geopend door de voorzitter.

De openbare zitting wordt door de voorzitter geschorst voor de duur van 1 uur om de raadsleden en de advocaat van de gemeenteraad de tijd te geven om de in het kader van het hoorrecht neergelegde nota te verwerken en tot een aangevuld ontwerpbesluit te komen.

  • Openbaar

    • Deontologische commissie

      • Schending deontologische code voor mandatarissen - Kennisname advies deontologische commissie - Uitspraak schending en sanctiebepaling - Goedkeuring.

        Aanwezig: Jimmy Graulus, Voorzitter
        Bert Moyaers, Burgemeester
        Mark Vanleeuw, Toon Durwael, Gert Vandersmissen, Sofie De Waele, Schepenen
        Noel Vandenrijt, Lo Guypen, Guido Ector, Marijke Berden, Karolien Grosemans, Evi Appeltans, Lore Michiels, Wim Hayen, Danny Jamers, Tim Raskin, Johny Franssen, Gunter De Ryck, Ludo Knaepen, Michel Laenen, Erwin Vanwetswinkel, Frederik Adams, Raadsleden
        Nathalie Creten, Algemeen Directeur
        Verontschuldigd: Bart Gruyters, toegevoegd schepen - voorzitter Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst
        Feiten en context

        Op 26 februari 2024 werd door de leden van het college van burgemeester en schepenen een vermoeden van schending van de deontologische code voor mandatarissen door schepen Bart Gruyters gesignaleerd aan de algemeen directeur en de voorzitter van de gemeenteraad. Dit in de zin van artikel 36 van de deontologische code. 

        Zodoende werd een deontologische procedure opgestart overeenkomstig de deontologische code voor mandatarissen. 

        De algemeen directeur en de voorzitter van de gemeenteraad voerden navolgend een vooronderzoek, waarvan verslag werd opgesteld. Gezien de melding hierin ontvankelijk werd bevonden, diende het vermoeden van schending te worden onderzocht. 

        Daartoe werd de deontologische commissie een eerste maal samen geroepen op 27 maart 2024. Vastgesteld werd hierop dat er inderdaad een vermoeden van meerdere schendingen aanwezig was, met het besluit om de melders enerzijds en de vermoedelijke schender anderzijds hierover te horen. 

        Deze hoorzittingen vonden plaats voor de deontologische commissie op 22 april 2024 en 30 april 2024.

        De deontologische commissie heeft hierna een advies geformuleerd op 14 mei 2024.

        Het advies van de deontologische commissie werd geagendeerd op de gemeenteraadszitting van 17 juni 2024. In aanloop hiervan verzocht de raadsman van schepen Gruyters om ook door de gemeenteraad zelf gehoord te worden. Dit verzoek werd ingewilligd, met verdaging van het agendapunt naar de zitting van 1 juli 2024.

        De heer Gruyters en zijn raadsman werden door de voorzitter van de gemeenteraad per e-mail van 19 juni 2024 en per aangetekend schrijven van 21 juni 2024 formeel uitgenodigd voor deze bijkomende gemeenteraadszitting. Voorafgaand hieraan werd een schriftelijke nota neergelegd, waarna de hoorzitting plaatsvond op 1 juli 2024.

        Inhoudelijke motivering

        Overeenkomstig artikel 38 van de deontologische code voor mandatarissen kan enkel de gemeenteraad zich uitspreken of een mandataris een schending van de code heeft begaan. De gemeenteraad kan dit weliswaar enkel nadat de deontologische commissie daartoe een advies heeft geformuleerd. 

        De deontologische commissie heeft in haar zitting van 14 mei 2024 een uitgebreid advies opgesteld, zodat thans de gemeenteraad bevoegd is om zich hierover uit te spreken. 

        Na de vaststelling dat de deontologische procedure correct is doorlopen, werden volgende schendingen onderzocht door de commissie:

         

        -       Een schijn van belangenvermenging, zoals bedoeld in artikel 2

        -       Een schending van het beroepsgeheim, zoals bedoeld in artikel 22

        -       Een schending van de algemene discretieplicht, zoals bedoeld in artikel 23

        -       Een schending van het correct gebruik van informatie in de uitoefening van zijn functie, zoals bedoeld in artikel 24

         

        Finaal wordt adviserend besloten dat artikel 2 (belangenvermenging), artikel 23 (discretieplicht) en artikel 24 (correct omgaan met informatie) werden geschonden, daar waar dit niet het geval is voor artikel 22 (het beroepsgeheim). Dit vanwege volgende gedragingen in hoofde van schepen Bart Gruyters:

         

        “52.            Al het bovenstaande in acht genomen, komt de commissie tot het besluit dat volgende vermoedens van schendingen gegrond zijn:

         

        -       Schending van artikel 2 van de deontologische code, doordat de invloed als schepen/mandataris werd gebruikt voor het eigen persoonlijk belang (of hier dat van een advocatenkantoor en haar cliënt als organisatie waarbinnen men een directe betrokkenheid heeft).

         

        -       Schending van artikel 23 en 24 van de deontologische code, doordat de als schepen verkregen informatie (via een overleg ter plaatse respectievelijk een interne nota) onvoldoende discreet en voorzichtig werd gehanteerd, evenals voor een persoonlijk belang (van zichzelf als advocaat resp. de eigen cliënt als andere) werd aangewend.

         

        Er werd geen schending van artikel 22 van de deontologische code en dus de geheimhoudingsplicht voor besloten vergaderingen weerhouden.

         

        Naar passende gevolgsanctie toe wordt door de commissie adviserend als volgt besloten, na afweging van de diverse omstandigheden:

         

        “53.      In haar advies houdt de commissie daarbij rekening met volgende verzwarende omstandigheden:

         

        -       Het feit dat de handelingen gesteld werden door een uitvoerend mandataris (schepen), die geacht wordt de procedures die de gemeentelijke werking beheersen (zoals openbaarheidsprocedure) beter te kennen. Bovendien beschikt schepen Bart Gruyters over heel wat bestuurservaring, tevens in hoedanigheid als voormalig burgemeester. Als uitvoerend mandataris bezit men een voorbeeldfunctie voor wat het tegengaan van iedere schijn van belangenvermenging alsook het correct omgaan met informatie betreft.

         

        -       Het feit dat in de verweernota dan wel hoorzitting op geen enkele wijze enig schuldinzicht wordt vertoond.

         

        Verzachtend kan daarentegen worden meegenomen dat het kwestieuze openbaarheidsverzoek vanuit het professioneel adres als advocaat werd verstuurd, ondertekend in die hoedanigheid.


        54.          Al het bovenstaande en de concrete omstandigheden in acht genomen, meent de commissie dat het passend voorkomt om van deze gedragingen melding te doen bij Audit Vlaanderen, gezien hun expertise ter zake.

         

        Waarbij daarnaast vanuit de gemeenteraad een duidelijk signaal aan alle mandatarissen, nu en in de toekomst, dient gesteld te worden ten aanzien van dergelijke gedragingen. Deze ondermijnen immers het vertrouwen in het lokale bestuur en vooral de integriteit van haar mandatarissen. Zodoende wordt geadviseerd dat de gemeenteraad zich uitdrukkelijk distantieert van deze gedragingen, met een oproep aan de raadsleden om het voorzichtigheidsprincipe toe te passen in hun handelen.”

         

        Thans komt het aan de gemeenteraad toe om hierover te oordelen.

         

        Hoorzitting

        In de nota van 1 juli 2024 worden de volgende middelen ontwikkeld, welke grotendeels een herneming betreffen van de middelen die reeds naar aanleiding van de hoorzitting voor de deontologische commissie werd ingediend op 30 april 2024.

         

        Navolgend worden deze kritieken onderzocht en waar nodig in aanvulling op de behandeling door de commissie behandeld. In eerste instantie wordt ingegaan op de procedurele kritieken, om vervolgens op de inhoudelijke kritieken in te gaan.

         

        • Procedure

        In eerste instantie wordt gesteld dat de zitting van de gemeenteraad niet in een openbare, maar enkel in een besloten vergadering kan plaatsvinden. Dit aangezien de aan dit dossier ten grondslag liggende feiten de persoonlijke levenssfeer zouden raken van schepen Gruyters. Het feit dat het zou gaan over het ‘persoonlijk belang’ dat zou zijn nagestreefd door schepen Gruyters, zou tot gevolg hebben dat ook de persoonlijke levenssfeer in het gedrang komt.

         

        De gemeenteraad heeft hierover geen enkele beoordelingsvrijheid.

         

        In aanloop naar de hoorzitting werd aangegeven door de raadsman van schepen Gruyters dat men enkel zou deelnemen aan de hoorzitting, indien deze in besloten vergadering plaatsvindt. In het andere geval ontbreekt enig mandaat daartoe in hoofde van de aanwezige advocaat.

         

        Overeenkomstig artikel 28, §1, 2° van het Decreet Lokaal Bestuur en artikel 4, §2, 2° van het huishoudelijk reglement kan afgeweken worden van de principiële openbare behandeling, indien tweede derde van de aanwezige leden op gemotiveerde wijze beslist dat er ernstige bezwaren zijn tegen de openbaarheid.

         

        Opgemerkt wordt dat de gemeenteraad belang hecht aan deze hoorzitting, waartoe de zaak net verdaagd werd. Gezien het expliciete verzoek van betrokkene en de weigering om hieraan deel te nemen in openbare vergadering, bestaan er ernstige bezwaren tegen de voorgenomen openbare behandeling als wettelijke regeling. Minstens blijkt ook uit de verweernota dat deze persoonsgegevens omvat van derde-betrokkenen, zodat bij de mondelinge toelichting evenmin uitgesloten kan worden dat deze ter sprake zouden worden gebracht. Gelet hierop zijn de nodige motieven en ernstige bezwaren aanwezig om de hoorzitting in besloten vergadering te laten plaatsvinden.

         

        Verder kan de stelling uit de nota wat de eigenlijke behandeling betreft niet worden bijgetreden.

         

        Het klopt dat artikel 28, §1, 1° van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (hierna: DLB) het volgende bepaalt:

         

        “§ 1. De vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar, behalve als:

        1° het om aangelegenheden gaat die de persoonlijke levenssfeer raken. Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter de behandeling in besloten vergadering;”

         

        Hieruit wordt afgeleid dat de vergaderingen van de gemeenteraad dus in de regel openbaar zijn, tenzij het gaat over aangelegenheden die de persoonlijke levenssfeer raken. Gevolg daarvan is dat de openbaarheid de regel vormt en de beslotenheid de strikt te interpreteren uitzondering hierop.

         

        Verder is het correct zoals de nota stelt dat er geen belangenafweging vereist is tussen de openbaarheid en de te beschermen persoonsgegevens, zodra deze in het gedrang zijn. Evenwel geldt volgens een vaste rechtspraak dat dit niet wegneemt dat concreet beoordeeld moet worden of er weldegelijk sprake is van een aangelegenheid die raakt aan de persoonlijke levenssfeer.

         

        Belangrijk daarbij is dat artikel 28 de mogelijkheid voorziet om door te verwijzen, indien deze grens niet zou gerespecteerd worden.

         

        Verder geldt het belangrijke onderscheid tussen de persoonlijke levenssfeer en het politiek handelen of de uitoefening van het mandaat, hetgeen niet te vereenzelvigen is. Ook in de nota wordt dit onderscheid erkend. In voorliggend geval ligt de vermeende schending van de deontologische code voor als mandataris, zodat het agendapunt enkel betrekking heeft op dit handelen als mandataris. Geenszins ligt enige uitspraak over het privéleven van de mandataris, andere derden dan wel de professionele activiteit als advocaat voor.

         

        In dat kader, zoals ook VVSG opmerkt op haar website en zoals bevestigd werd door de toezichthoudende overheid, is de aangehouden benadering correct: het agendapunt wordt aangevat in openbare vergadering, waarbij de voorzitter erover waakt dat bij de beraadslaging niet wordt uitgeweken naar de persoonlijke levenssfeer van een iemand.

         

        De gemeenteraad heeft, bijgevolg, de regels m.b.t. het houden van een openbare dan wel besloten vergadering niet geschonden.


        In tweede instantie, wordt als nieuwe kritiek gesteld dat de gemeenteraad of minstens heel wat van haar leden niet langer onpartijdig een beslissing zou kunnen nemen. Zodoende wordt een schending van het onpartijdigheidsbeginsel opgeworpen.

         

        Vooreerst geldt dat in de nota rechtspraak wordt aangehaald die geenszins betrekking had op deontologische procedures, zodat deze niet dienstig is. Evenmin kan artikel 6 uit het EVRM en het recht op een eerlijk proces zoals dit mondeling vermeld werd op de hoorzitting, één op één toegepast worden op een loutere deontologische procedure.

         

        Minstens geldt dat geen sprake is in het concrete geval van een schending van de objectieve dan wel persoonlijke onpartijdigheid.

         

        Het onpartijdigheidsbeginsel waarborgt zowel de persoonlijke onpartijdigheid van de leden van het orgaan die een beslissing neemt, als de structurele onpartijdigheid van het orgaan op het vlak van de organisatie ervan, het verloop van de procedure en het tot stand komen van haar beslissingen.

         

        In de nota wordt zowel de deelname door de leden van de deontologische commissie als de melders (objectieve onpartijdigheid) als deze van individuele leden die het woord namen in de vorige zitting (subjectieve onpartijdigheid) geviseerd.

         

        Wat de objectieve onpartijdigheid betreft is dit evenwel slechts van toepassing op de organen van actief bestuur voor zover dit verenigbaar is met de eigen aard, in het bijzonder de structuur van de overheid. De toepassing van dit beginsel mag er m.a.w. niet toe leiden dat het bestuur in de onmogelijkheid verkeert om haar wettelijke bevoegdheden uit te voeren.

         

        Dit beginsel is bijgevolg ondergeschikt aan de wet en de wettelijke regeling en moet tevens worden afgewogen tegen het beginsel van de goede werking van de dienst en het continuïteitsbeginsel.

         

        Vooreerst moet worden vastgesteld dat de decreetgever expliciet de verplichting voorzien heeft dat iedere gemeenteraad een deontologische commissie inricht, met hierin minstens een vertegenwoordiger per fractie (artikel 39 DLB). Zodoende blijkt hieruit reeds de keuze van de decreetgever om deontologische kwesties te laten voorbereiden door een commissie, samengesteld uit mandatarissen.

         

        Zodoende dat de vermeende toepassing van het onpartijdigheidsbeginsel op deze deontologische commissie, niet mogelijk is.

         

        Verder dient te worden vastgesteld dat in de nota meer dan de helft van de leden worden geviseerd: alle leden van de commissie, alle leden van het college en -zoals mondeling toegelicht- minstens de fractieleiders.

         

        Ook dit zou de decreet ingestelde regeling onmogelijk maken, gezien hierdoor afbreuk zou worden gedaan aan het quorumvereiste om geldig te beraadslagen.

         

        Gelijkaardig oordeelde de Raad van State reeds:

         

        Wanneer het inwilligen van een verzoek tot wraking tot gevolg zou hebben dat de tuchtoverheid of een examencommissie het quorum om geldig te beslissen niet meer bereikt, kan geen schending van het onpartijdigheidsbeginsel worden ingeroepen.”

         

        Bijgevolg is er geen sprake van enige schending van het onpartijdigheidsbeginsel in hoofde van de leden van de commissie of leden van het college die de melding formuleerden. En mogen zij deelnemen aan de bespreking en de stemming van dit agendapunt.

         

        Bovendien is de deontologische procedure net zo opgesteld en opgebouwd, dat finaal de gemeenteraad een beslissing neemt op basis van alle stukken uit het dossier. Waarbij de commissie, net zoals andere commissies, louter voorbereidend opgetreden is.

         

        Wat verder de subjectieve en persoonlijke vermeende partijdigheid betreft, kan dit evenmin worden gevolgd.

         

        In dat kader geldt dat een subjectieve partijdigheid niet wordt vermoed en slechts aangenomen mag worden indien precieze feiten of concrete aanwijzingen worden bijgebracht die deze partijdigheid aantonen. Het algemeen melden dat er ‘andere gemeenteraadsleden’ zouden zijn die reeds een standpunt innamen, is niet correct.

         

        Bovendien wordt louter verwezen naar een eerdere agendering in de schoot van de gemeenteraad, hetgeen het geëigende forum uitmaakt om deze mening te verkondigen als mandataris. Geenszins werd buiten de gemeenteraad reeds enige schijn van vooringenomenheid gewekt.

         

        Minstens werd finaal besloten door de voltallige gemeenteraad dat het horen van betrokkene aangewezen werd geacht, zodat eventuele bedenkingen bij een extra hoorzitting werden weggenomen. Dat enkele raadsleden tijdens de vorige gemeenteraad stelden dat een uitstel tijdverlies is, betekent nog niet dat zij voor of tegen een eventuele sanctie zouden stemmen.

         

        Ook blijkt nergens uit dat de hoorzitting niet van die invloed zou kunnen zijn om het vermeende standpunt of oordeel nog te beïnvloeden, zodat enige partijdigheid onmogelijk vermoed kan worden.

         

        Tot slot maakt de agendering van een agendapunt op de gemeenteraad nog geen voorafname uit op de uiteindelijke beslissing. Dat er voor elk agendapunt een ontwerpbesluit/ontwerpnotulen werd opgesteld, is de geëigende werkwijze van ieder lokaal bestuur en decretaal verplicht (artikel 20 DLB).

         

        Bij de agendering van dit punt diende de voorzitter dan ook een ontwerpbesluit te voegen, opdat de raadsleden hun prerogatieven gerespecteerd zouden worden. In dat opzicht is het evident dat men bij de keuze om in de ene of andere zin dit punt te agenderen, vertrekt vanuit het advies van de commissie gezien men zelf niet kan vooruitlopen op de finale beraadslaging.

         

        Stellen dat deze werkwijze waarbij met ontwerpbesluiten wordt gewerkt, zoals wettelijk verplicht, van een vooringenomenheid zou getuigen, zou bijgevolg maken dat elk gemeenteraadsbesluit hierdoor aangetast zou zijn.


        Wat in derde instantie de kritieken op het gevoerde onderzoek betreft, wordt vastgesteld dat dit grotendeels een herhaling betreft.

         

        Aanvullend op het advies van de commissie wordt het volgende vastgesteld:

         

        -       Melding door het college: op de hoorzitting wordt verwezen naar het feit dat elke gerechtelijke en administratiefrechtelijke procedure een beginpunt kent, hetgeen altijd van belang zou zijn. De vergelijking met het strafrecht en de gedinginleidende akte wordt gemaakt.

         

        Evenwel kan voorliggende louter deontologische procedure hiermee niet gelijkgesteld worden. Bewust worden geen inhoudelijke noch formele vereisten gesteld aan de mogelijkheid om meldingen te formuleren. In het andere geval zou dit mandatarissen hierin net remmen, doordat zij geacht worden zelf op onderzoek uit te gaan of zelf de gedragingen of bepalingen uit de code te identificeren.

         

        Zodoende kan ook het college, als orgaan bestaande uit mandatarissen, in tegenstelling tot derden een melding formuleren.

         

        -       Onvoldoende precies karakter: opnieuw wordt betracht een inhoudelijke vereiste op te leggen aan de melder, die nergens gelezen kan worden noch bedoeld was. Uit de melding blijkt weldegelijk helder welke gedragingen gemeld werden, waarna het aan de voorzitter en algemeen directeur toekwam om dit in eerste instantie te onderzoeken en af te bakenen. Dit geschiedde ook.

         

        Minstens is de deontologische procedure net zo opgebouwd met meerdere fasen, opdat finaal op het niveau van de gemeenteraad tot een volledig dossier wordt gekomen. Op de hoorzitting wordt overigens herhaaldelijk erkend dat dit nadien meer afgebakend en duidelijk is geworden, zodat men kennis van zaken de hoorzitting voor het enige bevoegde orgaan, de gemeenteraad, kon plaatsvinden.

         

        -       Ontoelaatbaar gebruik van stukken: er wordt een zeer ruime lezing gegeven aan de Wet van 15 januari 1990, die niet kan worden gevolgd. Bezwaarlijk gaat het in voorliggend geval over sociale gegevens van persoonlijke aard in de zin van deze wetgeving. Evenmin werd opgemerkt door de commissie dat men zich niet op een bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een derde kan beroepen.

         

        Het feit dat bepaalde gegevens in een ontslag of persoonlijk dossier van een personeelslid zijn opgenomen, maakt nog niet dat deze binnen het bestuur zelf niet bruikbaar zouden zijn. Evenmin maakt een openbare behandeling dat deze stukken ook gedeeld zouden worden: geenszins wordt deze informatie verspreid of gepubliceerd, doch hebben de mandatarissen weldegelijk toegang tot deze documenten van het bestuur.

         

        Geenszins ligt een verspreiding buiten het bestuur voor, waarbij ieder raadslid verantwoordelijk is om op correcte wijze met dergelijke informatie om te gaan. Niet beweerd wordt dat dit niet het geval zou zijn.

         

        Zodoende is ook geen sprake van enige schending van artikel 8 EVRM.

         

        De betreffende stukken konden bijgevolg weldegelijk aangewend worden.

         

        Tot slot wordt ook de kritiek op de vermeend onvoldoende preciesheid van de vervolging en de vermeende schending van de discretieplicht door de commissie hernomen.

         

        Dit evenwel zonder nieuwe elementen aan te brengen. Bovendien wordt herhaaldelijk erkend dat de voortgang van het dossier, zoals bedoeld, verdere duidelijkheid heeft gebracht. Zodat zelfs indien dit in een beginfase onduidelijk zou zijn geweest, hetgeen niet wordt bijgetreden, die finaal voor de bevoegde instantie en gemeenteraad verholpen werd. Bijgevolg werd met kennis van zaken de hoorzitting voor de gemeenteraad aangevat, zonder dat sprake is van enige schending van de rechten van verdediging.

         

        Ook een vermeende schending van de discretie- of geheimhoudingsplicht maakt geen voorwerp van deze procedure en beslissing uit.

         

        • Inhoudelijke argumenten


        In eerste instantie zou er geen sprake zijn van belangenvermenging, doordat:

         

        -       Er verkeerdelijk uitgegaan wordt van een openbaarheidsverzoek, terwijl dit nooit het voorwerp van de opvraging uitmaakt. De grondslag voor de opvraging zou het Vastgoedinformatieplatformdecreet uitmaken.

         

        -       De opvraging betrof zodus louter een wettelijk voorziene mogelijkheid, hetgeen door eenieder kon opgevraagd worden.

         

        -       Tot slot zou geen van de vijf omstandigheden zoals opgelijst door de commissie, tot belangenvermenging besluiten.

         

        Wat de aangehaalde grondslag voor de opvraging betreft, verbaast dit ten zeerste.

         

        Vastgesteld dient dat schepen Gruyters zijn verzoek in de eerste plaats zélf gekwalificeerd heeft als een openbaarheidsverzoek. Ook in de rappel wordt hiernaar nogmaals expliciet verwezen. Die kwalificatie blijkt overigens ook expliciet uit de verweernota die de raadsman aan de gemeenteraad heeft voorgelegd (zie bv. punt 6 van de verweernota).

         

        Dat hiervoor thans een andere grondslag wordt aangereikt, is weinig ernstig.

         

        Noch uit de bewuste e-mail aan J.C., noch uit de eerdere verweernota voor de deontologische commissie, noch uit het proces-verbaal van de hoorzitting voor deze commissie, blijkt dat de schepen in werkelijkheid een ‘stedenbouwkundig uittreksel’ wenste te bekomen. En meer nog dat dit geen openbaarheidsverzoek zou betreffen.

         

        In tegenstelling werd geen louter ‘uittreksel’ gevraagd zoals thans beweerd wordt, maar wel een ‘verslag’ met een gedetailleerd omschreven inhoud.

         

        De grondslag waarop de opvraging gebaseerd is, is overigens niet relevant.

         

        Evengoed wordt voor het plannen- of vergunningsregister bevestigd dat de openbaarheid van bestuur hierop van toepassing is. Doch evengoed geldt dat dergelijke uittreksels geenszins te vereenzelvigen zijn met de nota die werd opgesteld op vraag van schepen Gruyters, waarin niet louter de gekende informatie wordt opgelijst (standaard in tabelvorm), doch weldegelijk een waardoordeel wordt gevormd over al dan niet stedenbouwkundige misdrijven.

         

        Dit overstijgt het louter afleveren van een uittreksel als bestaand document, met oplijsting van gekende stedenbouwkundige informatie (plannen, bestemmingen, vergunningen, PV’s, …).

         

        De thans plots aangebrachte afwijkende grondslag, tegen alle stukken en de eerdere houding in, is bijgevolg niet relevant: de houding en werkwijze die werd toegepast blijft dezelfde, zodat zich de vraag stelt of men hierdoor de invloed als schepen aangewend heeft voor een belang als advocaat. Hetgeen nog steeds bevestigend moet worden beantwoord:

         

        -       Het verzoek wijkt weldegelijk af van een loutere opvraging van een bestuursdocument of uittreksel uit het plannen- of vergunningsregister, met instructies aan de begunstigde.

         

        -       Ook aanvragen van uittreksels kennen een passief karakter, in die zin dat een aanvrager na de opvraging hierop geen invloed kan uitoefenen.

         

        Zodoende geldt ook in die omstandigheid dat de hoedanigheid als schepen werd benut om zich niet te beperken tot een loutere opvraging van een uittreksel (of bestuursdocument), doch wel het instrueren tot de opmaak ervan en het navolgend tussenkomen om dit te bespoedigen.

         

        De bewering dat elke burger dit gelijkaardig kan opvragen, gaat niet op.


        In tweede instantie zou ook geen schending van de algemene discretieplicht of de schending van informatie bekomen als schepen, voorliggen.

         

        Dit omwille van volgende redenen:

         

        -       Schepen Gruyters zou geen informatie doorgegeven hebben aan derden (artikel 23 code).

         

        Vastgesteld dient dat dit weldegelijk het geval is. Niet enkel uit de verklaring doch ook uit de titel van de vergadering kan het voorwerp blijken (‘Bespreken vergunningstoestand’). Verder blijkt uit de zelf gemaakte schets van de procedure dat ook dit voorwerp in de procedure is teruggekomen.

         

        Zodat weldegelijk niet op de vereiste discrete en voorzichtige wijze werd omgegaan met deze informatie.

         

        -       Schepen Gruyters zou de nota niet in de procedure gebruikt hebben.

         

        Opgemerkt wordt in de nota dat men als advocaat verplicht is om het volledige dossier over te dragen. Evenwel betreft de inbreuk op artikel 23 resp. 24 de voorafgaande stap, met name het opnemen van een verkregen nota in het dossier, de voorafgaande stap die maakt dat hiermee in strijd werd gehandeld.

         

        De hoedanigheid als schepen/mandataris is niet iets dat ‘aan en uit’ kan gezet worden. Men is en blijft schepen, ook al treedt men niet formeel op als schepen. De deontologie moet ten alle tijden gerespecteerd worden en dus ook de wijze waarop wordt omgegaan met informatie.

         

        Na ontvangst van de nota had men weldegelijk de keuze en afweging om dit al of niet in het eigen dossier op te nemen. Waarbij de bevraging reeds bevestigt dat twijfels bestonden hierover.

         

        Door J.C. is aan de schepen uitdrukkelijk meegedeeld dat de verkregen nota een interne informatieve nota was. Dat deze niet uitdrukkelijk als vertrouwelijk werd bestempeld, doet daaraan geen afbreuk.

        Als gewone advocaat, laat staan eender welke burger die een gelijkaardig openbaarheidsverzoek zou indienen, zou men dergelijk document en informatie nooit bekomen hebben. Het de dag nadien rechtstreeks consulteren van de betrokken ambtenaar aan zijn bureau, kan enkel een mandataris.

         

        De schepen had hierbij overigens zelf de -terechte- twijfels. Hij heeft immers een e-mail gestuurd naar J.C. met de vraag of hij het document via een officiële weg had bekomen en stond de dag nadien in het bureau van J.C. om het hierover te hebben.

         

         

        • Voorgestelde sanctie

         

        Tot slot worden twee bemerkingen gemaakt in de nota over de voorgestelde sanctie.

         

        -       De gemeenteraad dient het evenredigheidsbeginsel toe te passen.

         

        Uit het advies kan blijken dat de commissie dit beginsel voor ogen hield bij het adviseren over de passende sanctie. Dit kan worden bijgetreden.

         

        -       Audit Vlaanderen zou niet bevoegd zijn om de gedragingen te onderzoeken.

         

        Audit Vlaanderen is expliciet bevoegd voor forensische audits. Dit vormt een zeer ruime bevoegdheid, waaronder ook onregelmatigheden zoals inbreuken tegen de verbodsbepalingen ex artikel 27 DLB dan wel de deontologische code vallen.

         

        Dit in het bijzonder gezien hierop een strafbaarstelling staat.

         

        Zodoende moet worden vastgesteld dat de argumenten zoals deze naar voor gebracht worden in de hoorzitting, geen afbreuk doen aan het advies van de commissie.

         
         
        Gezien het uitgebreid en zeer grondig karakter van dit advies, waarin zowel de procedurele als inhoudelijke kritieken van de vermeende schender werden onderzocht en beantwoord, neemt de gemeenteraad hier kennis van en wordt dit advies integraal bijgetreden en zich eigen gemaakt als beslissing. Ook de door de commissie geadviseerde gevolgsanctie komt passend en proportioneel voor in het licht van de gedane vaststellingen.

         

        Bijgevolg wordt besloten tot een schending van:

         

        -       Artikel 2 van de deontologische code, doordat de invloed als schepen/mandataris werd gebruikt voor het eigen persoonlijk belang (of hier dat van een advocatenkantoor en haar cliënt als organisatie waarbinnen men een directe betrokkenheid heeft).

         

        -       Artikel 23 en 24 van de deontologische code, doordat de als schepen verkregen informatie (via een overleg ter plaatse respectievelijk een interne nota) onvoldoende discreet en voorzichtig werd gehanteerd, evenals voor een persoonlijk belang (van zichzelf als advocaat resp. de eigen cliënt als andere) werd aangewend.

         

        Waartegenover volgende gevolgsancties worden gesteld door de gemeenteraad, zoals voorzien door de deontologische code:

         

        -       Deze gedragingen worden gemeld aan Audit Vlaanderen.

        De gemeenteraad distantieert zich uitdrukkelijk van deze gedragingen en roept de mandatarissen op om het voorzichtigheidsprincipe toe te passen in hun handelen.

        Wettelijke motivering

        Bevoegdheidsgrond:

        Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder de artikelen 40 en 41 die de bevoegdheden van de gemeenteraad regelen en artikel 39 dat voorziet in de aanname van een deontologische code en oprichting van een deontologische commissie.

        Toepasselijke regelgeving:

        Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 9 september 2019 tot goedkeuring van de deontologische code voor mandatarissen en de latere wijzigingen daaraan;

        Gelet op de deontologische code voor mandatarissen, in het bijzonder artikel 38 dat voorziet dat de gemeenteraad zich uitspreekt over schendingen van de code door een mandataris en als enige bevoegd is om hieraan gevolg te geven.

         

        Gelet op de uitslag van de stemming over het aangevulde ontwerp van beslissing en de daarin opgenomen motieven:

        Met 17 stemmen voor (Bert Moyaers, Mark Vanleeuw, Sofie De Waele, Noel Vandenrijt, Lo Guypen, Guido Ector, Karolien Grosemans, Evi Appeltans, Danny Jamers, Tim Raskin, Johny Franssen, Gunter De Ryck, Ludo Knaepen, Michel Laenen, Erwin Vanwetswinkel, Frederik Adams, Jimmy Graulus), 4 stemmen tegen (Toon Durwael, Marijke Berden, Lore Michiels, Wim Hayen), 1 onthouding (Gert Vandersmissen)

         

        Gelet op de uitslag van de stemming over de goedkeuring van de beslissing :

        Stemming bijgestuurd ontwerp van beslissing opgemaakt door meester De Wit
        Aanwezig: Jimmy Graulus, Bert Moyaers, Mark Vanleeuw, Toon Durwael, Gert Vandersmissen, Sofie De Waele, Noel Vandenrijt, Lo Guypen, Guido Ector, Marijke Berden, Karolien Grosemans, Evi Appeltans, Lore Michiels, Wim Hayen, Danny Jamers, Tim Raskin, Johny Franssen, Gunter De Ryck, Ludo Knaepen, Michel Laenen, Erwin Vanwetswinkel, Frederik Adams, Nathalie Creten
        Voorstanders: Bert Moyaers, Mark Vanleeuw, Sofie De Waele, Noel Vandenrijt, Lo Guypen, Guido Ector, Karolien Grosemans, Evi Appeltans, Danny Jamers, Tim Raskin, Johny Franssen, Gunter De Ryck, Ludo Knaepen, Michel Laenen, Erwin Vanwetswinkel, Frederik Adams, Jimmy Graulus
        Tegenstanders: Toon Durwael, Marijke Berden, Lore Michiels, Wim Hayen
        Onthouders: Gert Vandersmissen
        Resultaat: Met 17 stemmen voor, 4 stemmen tegen, 1 onthouding
        Publieke stemming
        Aanwezig: Jimmy Graulus, Bert Moyaers, Mark Vanleeuw, Toon Durwael, Gert Vandersmissen, Sofie De Waele, Noel Vandenrijt, Lo Guypen, Guido Ector, Marijke Berden, Karolien Grosemans, Evi Appeltans, Lore Michiels, Wim Hayen, Danny Jamers, Tim Raskin, Johny Franssen, Gunter De Ryck, Ludo Knaepen, Michel Laenen, Erwin Vanwetswinkel, Frederik Adams, Nathalie Creten
        Voorstanders: Bert Moyaers, Mark Vanleeuw, Sofie De Waele, Noel Vandenrijt, Lo Guypen, Guido Ector, Karolien Grosemans, Evi Appeltans, Danny Jamers, Tim Raskin, Johny Franssen, Gunter De Ryck, Ludo Knaepen, Michel Laenen, Erwin Vanwetswinkel, Frederik Adams, Jimmy Graulus
        Tegenstanders: Toon Durwael, Marijke Berden, Lore Michiels, Wim Hayen
        Onthouders: Gert Vandersmissen
        Resultaat: Met 17 stemmen voor, 4 stemmen tegen, 1 onthouding
        Beslissing

        Artikel 1.

        De gemeenteraad neemt kennis van het advies van de deontologische commissie van 14 mei 2024, treedt de inhoud daarvan integraal bij en maakt deze motieven tot haar eigen beslissing.

        Artikel 2.

        Volgende schendingen van de deontologische code worden vastgesteld in hoofde van schepen Bart Gruyters:

        -       Schending van artikel 2 van de deontologische code, doordat de invloed als schepen/mandataris werd gebruikt voor het eigen persoonlijk belang (of hier dat van een advocatenkantoor en haar cliënt als organisatie waarbinnen men een directe betrokkenheid heeft).

        -       Schending van artikel 23 en 24 van de deontologische code, doordat de als schepen verkregen informatie (via een overleg ter plaatse respectievelijk een interne nota) onvoldoende discreet en voorzichtig werd gehanteerd, evenals voor een persoonlijk belang (van zichzelf als advocaat resp. de eigen cliënt als andere) werd aangewend. 

        Artikel 3.

        De gemeenteraad beslist om deze gedragingen te melden aan Audit Vlaanderen.

        Artikel 4.

        De gemeenteraad distantieert zich uitdrukkelijk van deze gedragingen en roept alle mandatarissen op om het voorzichtigheidsprincipe toe te passen in hun handelen.

        Artikel 5.

        Onderhavig raadsbesluit in toepassing van artikel 286 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 mee te delen aan de heer Provinciegouverneur terwijl een afschrift van deze beslissing ter kennisgeving en uitvoering wordt overgemaakt aan de leden van de deontologische commissie en Audit Vlaanderen.

De voorzitter sluit de zitting op 01/07/2024 om 23:50.

Namens Gemeenteraad,

Nathalie Creten
Algemeen Directeur

Jimmy Graulus
Voorzitter